Wingmaat kiezen: zo bepaal je de juiste wing voor jouw gewicht en spot

De juiste wingmaat: niet gokken, maar voelen

Iedere wingfoiler kent het moment.
Je staat aan de kant, de wind trekt aan, iemand roept “vijf meter is top vandaag!”, maar iets in je zegt dat het niet klopt.
Toch pomp je op, loopt het water in, en na drie pogingen weet je: verkeerde keuze.

Het kiezen van de juiste wingmaat lijkt simpel, meer wind, kleinere wing,en minder wind, grotere wing, maar op het water werkt het nooit zo zwart-wit.
Vlagen, bomen aan de kant, zout of zoet water, en zelfs de temperatuur bepalen hoe die wing écht voelt.

Wingmaat draait niet om getallen. Het draait om gevoel, en leren luisteren naar wat de wind en je wing je vertellen.

Waarom de meeste mensen te groot varen

Iedere beginner denkt hetzelfde: meer doek = makkelijker vliegen.
Maar groter betekent zwaarder, logger en minder controle.

Met een te grote wing:

• trek je jezelf uit balans in de bochten,

• kun je je handen nauwelijks ontspannen,

• ben je juist helemaal niet snel.

Wat je wil, is flow.
Een wing die power geeft zonder ruk, waarmee je de wind optimaal gebruikt in plaats van bevecht.
Daarvoor heb je niet altijd meer doek nodig, maar beter gevoel voor wat de wind doet.

Wind is nooit constant (en dat is waarom tabellen niet kloppen)

Windmeters (ook de onze) liegen niet, maar ze vertellen ook niet het hele verhaal.
Op de kant meet je 16 knopen, maar tussen de bomen op je spot komt er misschien maar 12 aan. En dat verschil is precies wat bepaalt of jij vliegt of zwoegt.

Een paar herkenbare situaties:

• Bomen of gebouwen aan de kant: breken de wind, waardoor vlagen onregelmatig worden.

  In Valkenburg of Vlietlanden heb je die klassieke windgaten. Op papier 18 knopen, op het water 12. Daar helpt een iets grotere wing wél.

• Open spots aan zee: daar staat de wind voller.

  Op zout water (wat uit zichzelf al meer lift op de foil geeft), met meer druk in de lucht, kun je met een kleinere wing dezelfde lift halen.

• Koude vs warme lucht: koude lucht is dichter, meer power per knoop.

  In de winter voelt 15 knopen als 18. In juli is het juist andersom.

Daarom zeggen we altijd:
“Windgetal is theorie. Hoe de wing trekt, dat is de praktijk.”

Gewicht is maar één factor

Natuurlijk speelt gewicht een rol.
Een zwaardere surfer heeft meer lift nodig om los te komen.
Maar het is een startpunt, geen formule.

Wat echt telt, is techniek en timing.
Op de foil komen kost energie, dat is het moment waarop je de meeste kracht nodig hebt.
Eenmaal los, heb je juist mínder power nodig; de foil draagt je, de wing stabiliseert alleen nog.

Daarom is je eerste wing vaak de grotere:
ze helpt je de start leren, je timing ontwikkelen, en vertrouwen opbouwen.
Pas later, wanneer je stabiel vliegt en beter voelt wat je doet, ga je kleiner varen en vergroot je je windrange beide kanten op, minder doek bij harde wind, meer efficiëntie bij lichte wind. Je kan dus steeds eerder op de foil komen. 

In de wingfoil lessen, maar ook bij enthousiaste recreanten zien we het elke week:

Wie vertrouwt op houding en timing, niet op brute kracht, stapt na enkele sessies een maat kleiner, en gaat elke sessie eerder foilen. 

Hoe het voelt als je de juiste maat hebt

Je tilt de wing op, voelt voorwaartse spanning maar geen trek.
Je pompt één of twee keer, de foil tilt, en alles wordt stil.
Dat is de sweet spot, de wind doet het werk, jij stuurt alleen bij.

Zo herken je het verschil:

• Te groot: de wing voelt zwaar en log, dichttrekken lukt niet, je armen verzuren.

• Te klein: je pompt jezelf kapot, komt nét niet los, foil blijft plakken.

• Goed: constante druk, licht gevoel, rust in je armen, controle in je voeten.

De juiste wing tilt niet alleen je board, maar je hele sessie. Nogmaals, hoe beter je techniek, hoe efficiënter je wordt. 

Spots en condities: waar het écht van afhangt

Binnenwater (zoals Valkenburgse Meer of Vlietlanden)

• Wind is vlageriger en vaak zwakker.

• Een grotere wing voelt hier logischer.

• Kies liever iets meer volume in je board en een foil met vroege lift.

Kust en zout water (Katwijk, Wijk aan Zee, Brouwersdam)

• Wind is voller en constanter.

• Kleinere wings varen hier krachtiger en stabieler.

• Zout water lift meer, dus je komt eerder los.

Wie op binnenwater leert, mag gerust een halve meter groter varen dan iemand op zee met dezelfde wind.

Zo kies jij je eerste wingmaat in 3 stappen

1. Begin met je gewicht
Gebruik dit als richtlijn:

• < 65 kg → 4–5 m²

• 65–85 kg → 5–6 m²

• > 85 kg → 6 m²

2. Kijk naar je spot

• Binnenwater of vlagerig meer? Ga een halve maat groter.

• Zee of open kust? Halve maat kleiner.

• Koud seizoen? Kleinere wing voelt sterker.

3. Check je niveau

• Nog bezig met starten of leren foilen? Kies de grotere optie.

• Kun je al stabiel vliegen? Dan kun je kleiner en je windrange uitbreiden.

Twijfel je tussen twee maten? Kies de grotere als je vooral wilt leren starten, de kleinere als je al vliegt en wilt verbeteren.

Testen: de shortcut naar gevoel

Geen tabel of advies vervangt het moment dat je het zelf voelt.
Daarom laten we mensen bij GearFreak altijd verschillende maten proberen, 5.0, 5.5, 6.0, tot ze snappen wat bij hén past.

Vaak zie je het moment gebeuren: eerst spanning, dan ineens ontspanning. Dan weet je: nu klopt het.

Geen school in de buurt? Geen probleem.
Bel of app ons even met wat info over je spot, gewicht en niveau en we geven je dezelfde logica mee die we in de lessen gebruiken.

Klaar om het te voelen?

Wingmaat leer je niet uit een tabel, maar op het water.
Begrijp de logica, voel het verschil, en vertrouw op wat je lichaam zegt.

Bekijk wings per maat
Plan een test- of lesdag bij GearFreak Surfschool

De wind is nooit constant.
Zolang je weet hoe het voelt als het klopt, is die variatie juist ontzettend leuk!